Sacha van Beek-Gerdes |
![]() |
Tekenen beschouwde ze als noodzakelijk werk, dat ze moeiteloos deed, met een dosis sarcastisch gniffelende humor. Vaak staand gebogen - tussen het huishouden door - zette ze vlug met potlood de tekening op, daarna de lijnen volgend in conté of met het krassende pennetje Oost-Indische inkt, om de tekening dan snel met het fixeerspuitje te besproeien en weg te sturen als treinbrief (‘Zo, weg is weg’). Sacha Gerdes werd in 1921 geboren aan de Amsterdamse Koninginneweg als dochter van schilder Eduard Gerdes en vertaalster Adèle Heemskerk. Een paar jaar later verhuisde het gezin naar een landhuis met atelier in Laren. Vanaf haar eerste jaren was Sacha gewend model te zitten voor haar vader. Ook later werd ze - mooi als ze was - een geliefd model voor diverse beeldhouwers (behalve voor Marius voor Piet Esser, Pieter d’Hont en Marius de Leeuw ). Na de scheiding van haar ouders in 1930 werd ze toegewezen aan haar vader. Ze volgde het Hilversumse gymnasium en opleidingen aan de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam en Rijksacademie in 1940 (waar Willem van de Berg directeur was, neef van haar vader). Haar begeleider en promotor was Prof. Röling; ze volgde onder meer les in grafiek, kunstgeschiedenis en glasraam ontwerpen. Dora Esser en Sjuwke Brinkgreve werden vriendinnen; medestudenten waren onder meer Karel Appel en Corneille. Sacha en Marius ontmoetten elkaar in een turbulente tijd in de oorlog, een periode die zeer traumatisch was voor beide. Hun huwelijk, dat idyllisch begon, was al even turbulent en eindigde toch in harmonie. Ze verhuisden naar het Walenpleintje, waar drie kinderen zijn geboren, in 1950 naar Zomerdijkstraat 24-huis waar nog een kind is geboren en in 1958 naar Oosterbeek, waar de jongste geboren is. In 1943 liet Sacha - van huis uit protestant - zich katholiek dopen (‘de algemene ontzetting om ons heen versterkte me in mijn voornemen om katholiek te worden’). Bron: |