Willem van der Berg
(1886 – 1970) schilder

back

”Nou, als wij vlug zijn, dan halen wij het nog net“, sprak Van den Berg, nadat hij uit het ijskoude water was opgevist, toen zijn koets op weg naar het station te water was geraakt. Men vroeg zich af of een man, die door niets bewogen scheen te kunnen worden, een kunstenaar kon zijn; hij stond bekend als onverstoorbaar. Deze anekdote dateert uit de tijd toen hij directeur was van de Rijksacademie te Amsterdam.

Willem van den Berg werd in 1886 te Den Haag geboren en bleef daar wonen tot hij naar Amsterdam verhuisde. Hij kreeg van jongs af aan tekenles van zijn vader Andries en behaalde in 1903 en ’04 de aktes Lager en Middelbaar Tekenen aan de Haagsche Akademie voor Beeldende Kunsten. Hij kreeg les van W. van Konijnenburg en C.F.L. de Wild. In 1911 trad hij in het huwelijk met Thea van der Hoeven en in dat jaar werd dochter Edith geboren en in 1915 dochter Dorothea (Puck).

Willem van den Berg stamde uit een geslacht van kunstschilders en zette de realistische schilderstraditie voort. Aan het begin van de vorige eeuw greep men in Nederland en omringende landen terug op de kunst van de vroeg Renaissance, de Vlaamse 14e en 15e eeuwse kunst en Hollandse meesters uit de 17e eeuw als reactie op stromingen als het expressionisme, luminisme en abstractie (waarin de natuur werd losgelaten om plaats te maken voor de geest van de kunstenaar).  Willem bleef "realist".

De realisten wilden terug naar een pure vorm van schilderen, waarbij techniek en materiaal belangrijk was. Deze ontwikkeling zette zich in de jaren ’20 en ’30 voort en verschillende vormen van realisme, zoals het ‘magisch realisme’ en de ‘nieuwe zakelijkheid’ passeerden de revue. Van den Berg gebruikte mathematica als basis voor zijn composities, net als zijn leraar Van Konijnenburg (een symbolist). De geest van de kunstenaar legde de hand aan de natuur volgens een aantal principes.

Tot 1934 werkte Willem met Van Konijnenburg bij de oude meesters, vergelijkbaar met een gilde. Hij exposeerde ook met David Bautz en Theo Goedvriend, die volgens dezelfde uitgangspunten teruggrepen op het verleden. Ze predikten daarmee een soort bezinning binnen de schilderkunst. In 1938 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Amsterdamse Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Door die aanstelling heeft hij zo zijn invloed gehad op een groot aantal Nederlandse kunstenaars en daarmee op de Nederlandse kunst.

Karel Appel had twee weken les van Van den Berg in 1942. Hij zei in 1960 in een interview: ”Ik gebruik hetzelfde mengsel als Rembrandt en zijn kleuren hebben het ook uitgehouden. Standolie met eieren, water en daman, opgeloste hars terpentijn“. Van den Bergs invloed leek zelfs op Appel van toepassing, hoewel Appel beweerde, dat de Academie geen plaats voor hem was. Van den Berg antwoordde dat hij daarin gelijk had.

Tijdens Van den Berg’s  directoraat aan de Rijksacademie (1940-1953) werden praktische en ambachtelijke cursussen ingevoerd en excursies in Nederland en naar Italië georganiseerd. Ook nam hij zijn leerlingen naar het platteland, waar ze buiten werkten. Bij zijn afscheid van de Academie werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.  In 1961 verhuisde hij met Cornelia van der Hoeve naar Zomerdijkstraat 18-huis, waar hij tot 1970 woonde.

In de jaren ‘20 nam Van den Berg van de realisten thema´s van boeren en vissers over. Vooral in de crisisjaren van de jaren ‘30 beeldden Nederlandse realisten hardwerkende mensen uit, die er niet persé ongelukkig uitzagen. Willem van den Berg heeft nooit geëngageerd werk gemaakt. Hij koos ervoor om geen maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in zijn werk uit te drukken. Zijn kunst is hierdoor tijdloos en is blijvend door de kwaliteit ervan.

Van den Berg’s werk bevindt zich o.a. in het Prentenkabinet Amsterdam, het Gemeentemuseum Den Haag, Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam, musea in Triëst en Budapest, Museum Michigan Holland in de V.S. en particuliere collecties in binnen- en buitenland. Zijn werken werden altijd goed verkocht, met name in de jaren zestig en ook in de V.S.


Bron:
Hans Bruinzeel, “Willem van den Berg”, Utrecht 2004. Doctoraalscriptie kunstgeschiedenis.