Jan Spiering
Amsterdam, 1937 - Amsterdam 1994

back

Jan Spiering is in Nijmegen opgegroeid. Tijdens zijn militaire dienst in Soesterberg, volgde hij avondlessen in boetseren bij Jan van Luyn die lesgaf op Artibus in Utrecht. Daarna ging Spiering op het atelier van Van Luyn werken, zo heeft hij zich voorbereid op het toelatingsexamen voor de Rijksakademie.

Van 1960 tot en met 1965 deed Spiering zijn opleiding aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam bij professor beeldhouwkunde Piet Esser. In 1962 leerde hij kunstenares Marja van Zoest kennen. Aan het einde van zijn opleiding won hij de Prix de Rome. Van 1974 tot 1980 was Spiering docent aan de Nutsschool voor Beeldende Expressie. Vanaf 1974 woonde Spiering met Van Zoest in Amsterdam, daarvoor hadden zij in Soest en Weesp gewoond. In Amsterdam had hij een atelier in de Bellamystraat. In de jaren zestig en zeventig ging alles heel speels. In het begin ontving hij grote opdrachten waar je lange tijd aan werkte, de inspraakprocedures veranderde dat. In de jaren zestig liepen de opdrachten via architecten, beelden of letters werden geïntegreerd in het gebouw. In die tijd werd 2% van de bouwkosten besteed aan kunst. Spiering is vanaf dat moment kleinplastiek gaan maken. In 1975 kreeg hij de Buys van Hultenprijs.

Aan de Rijksakademie werd hij docent beeldhouwen van 1980 tot en met 1987. Hier had hij zijn eigen ruimte om te werken. Hij was bescheiden en schreef nooit over zijn werk. Zijn opmerkingen waren echter van groot belang voor zijn leerlingen en ze werden jarenlang onthouden. De J. Bieruma Oostingprijs ontving hij in 1982. In 1985 verhuisde Spiering en Van Zoest naar de Zomerdijkstraat. Daar werkten ze beiden. Hij werkte veel aan de keukentafel terwijl het gezin bezig was huiswerk te maken. Zo ontstond het beeld Hoofdpijn, Marja masseert het hoofd van hun dochter.

Spiering bewonderde de beeldhouwers Charles Despiau en Marino Marini. In zijn eigen beelden zijn de Suzanna’s en Eva’s een steeds terugkerend onderwerp, zoals in Suzanna en de ouderlingen, Suzanna bespiedt en Eva met slang. Spiering was erg kritisch op zijn eigen werk. Zijn werk is in de loop der tijd steeds abstracter geworden.
Tijdens de vele reizen met Marja naar onder andere Italië en Frankrijk begon hij te aquarelleren. Spiering spande snel zijn doek op en schilderde dan zittend zonder enige stoel of tafel. Als hij de beste plek gevonden had om vanuit te werken plofte hij zo neer. Zo ontstond bijvoorbeeld Verborgen dorp. 'Wanneer je in de natuur werkt komen de geluiden en geuren heel dichtbij, dan verdiep je je in de natuur, soms moet je ook snel werken in verband met eb en vloed.' Spiering wilde nooit opvallen, hij werkte om die reden ook graag vanuit zijn auto. Dat deed hij bij het maken van Le Tréport in Normandië, waarop een vismarkt te zien is. Hij had een groot concentratievermogen. Later maakten ze samen nog reizen naar Griekenland en Egypte.

Net als Piet Esser en Geer Steyn , zijn collega’s in de Zomerdijkstraat, maakte hij penningen. Hij maakte er één met een Lama erop en stopte veel humor in zijn werk. Jet Schep maakte een penning naar een ontwerpje dat hij getekend heeft. In 1985 werd hij secretaris van de Hollandse Aquarellisten Kring en hij was lid van de Vereniging voor Penningkunst waar Piet Esser voorzitter van was.
De laatste jaren werkte hij enkele maanden per jaar in de marmergroeven bij Pietra Santa in Italië. In die tijd maakte hij weer grotere beelden. Voor hem was het prettig om in de open lucht te werken, zodat het stof niet om hem heen bleef hangen. Ook maakte hij veel beelden in was. Zijn werk werd zeer gewaardeerd en hij verkocht goed in kleine kring. Zijn beelden zijn geplaatst door het hele land, onder andere in Amersfoort, Breda, Muiden en Utrecht.

Literatuur
Beeldspraak. 4 beeldhouwers exposeren bij het RIVM. Gooitzen de Jong, Frank Letterie, Paulus Reinhard, Jan Spiering, Bilthoven, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Mileuhygiëne, 1993.